BLOG ‘Ik hou van jou, dan doe jij wat ik wil’
“Goedemorgen daar ben je dan weer”, jubelt de Popi Jopi
patiënt me toe. Ik ben nog maar net binnen op de FPA.
Martin vervolgt: “Hallo Lies, wat fijn dat je er bent. Hahaha.
Dat je de weg weer hebt gevonden Hahaha”
Martin lijkt me te intimideren, zoals hij het wel vaker doet.
Martin zoekt een podium om te tonen hoe goed hij het doet.
Hij heeft het beste met mij voor op deze nieuwe dag,
en als ik dat maar snap.
Martin ‘klampt zich aan me vast’ en volgt me.
Ik voel me ongemakkelijk. Wat wil hij van mij?
Hij zoekt momenten om te plagen, daar lijkt hij van te genieten.
Het is een soort van kameraadschappelijkheid en ook iets van;
wij fiksen het vandaag wel weer. Als je me maar leuk vindt.
Ik word er ongemakkelijk van en hoop dat hij stopt.
Wil hij tonen hoe hij zijn best doet, moet ik hem bewonderen?
Ik hoor hem lachen en grapjes maken, elke dag opnieuw.
Hoe kan ik zeggen dat het anders moet?
Ik spreek hem aan, maar dan snoert hij mij de mond. “Luisteren, hoezo luisteren?”
Wat denk ik wel, dit is iets wat hij helemaal niet wil.
Hij praat gewoon door, praat en lacht en weet het beter.
Ik weet toch wel hoe goed hij bezig is met de behandeling.
Een week later vertelt een goede vriendin hoe ze op straat geïntimideerd wordt door jonge mannen die een auto stelen.
Ze vertelt hoe ze nageroepen wordt door deze jongens. Ze wordt er bang van en fietst hard door.
Ze roepen haar na ”We houden wel van jou” en dat ze niet naar de politie moet gaan. Ze fietst snel door.
Opeens zie ik die patiënt voor ogen die bij mij op de afdeling soort gelijk gedrag laat zien.
Ik stoor me aan hem, weet soms niet hoe ik het moet stoppen.
Ik denk aan die vriendin die ’s avonds laat op straat doorfietst als die jonge autodieven haar na schreeuwen.
Hoe kan zij hier mee omgaan? Hoe voelt zij zich, zo ‘s avonds laat alleen op straat?
Het verschil tussen professioneel handelen op de FPA en geconfronteerd worden met deze straat schoffies is enorm.
Op mijn werk kan ik altijd overleggen met collega’s, zij steunen mij.
Maar nadat ik mijn vriendin heb gesproken over hoe zij geschrokken is weet ik zeker.
We moeten deze mensen begrenzen, anders leren ze het nooit.
Elke keer als ik het intimiderende gedrag van Martin zie, zal ik hem aanspreken.
En ja hoor, enkele dagen later is het zo ver. Ik nodig hem uit en ga met hem zitten.
Hij begrijpt direct wat ik bedoel en antwoord gelijk: “ik zal het niet meer doen.”
Dat is wat je dan vaak hoort, toch is aanspreken het middel.
Ja, zal hij het ooit leren en het niet meer doen?
Lies Koning
Forensisch verpleegkundige FPA/ FBW Almelo